previous arrow
next arrow
Slider

Les 1: Schaduwontmoeting. (Spaans-schimmenspel)

Tijdsduur: ± 30 minuten.

Benodigdheden: Grote spot (60 W), doek van ± 2 meter hoog en ± 3 meter breed, verduisterbare ruimte.

Voorbereidingen en didactische aanwijzingen:

bullet De ruimte moet zo goed mogelijk verduisterd worden, de spot staat op ± drie meter van het opgehangen (aan bijvoorbeeld een gespannen touw) doek. Voor het doek worden banken of stoelen neergezet. Eventueel kan een kleine spot wat zaallicht geven.
bullet De leerkracht oefent een ontmoeting met een kind: Ze begroeten elkaar vriendelijk, waarna ze heel langzaam door elkaars schaduw lopen, samen naar de lamp toe lopen en vlak voor de lamp bukken ze tot onder de lamp. Daardoor lijkt het of de schaduw in de grond verdwijnt.
bullet De leerkracht neemt plaats aan de zijkant van het doek, zodat hij alle kinderen kan overzien. De kinderen nemen plaats voor het doek, uitgezonderd die kinderen die spelen.

Beginsituatie en doelstelling:

bullet De kinderen weten door de lessen uit de onderbouw dat de schaduw groter (en vager) wordt, naarmate je dichter naar de lamp gaat.
bullet In deze les leren de kinderen tijdens het spel goed op hun schaduw te letten en er bewust veranderingen in aan te brengen.

Lesverloop:

bullet De leerkracht gaat voor het doek staan en vraagt een kind om in zijn schaduw te verdwijnen. (Het kind gaat voor de leerkracht staan). Dan loopt de leerkracht weg en vraagt hij een ander kind het zelfde te doen. Op deze wijze wordt even door gedraaid. Vervolgens probeert de groep zoveel mogelijk kinderen in de schaduw van één (groot) kind te laten verdwijnen.
bullet De leerkracht en het kind spelen hun ontmoeting. De kinderen krijgen dan in tweetallen de opdracht om een grappige ontmoeting tussen twee schimmen voor te bereiden. Er mag niet gevochten worden, wel kan er een bepaalde emotie zijn: heel erg blij; je wilt hem eigenlijk liever niet zien; boosheid, enz. Benadruk dat ze gebruik kunnen maken van het vergroten van het schaduwbeeld.

Klik hier om terug naar het begin van de lessen voor de middenbouw te gaan.

 

Les 2: De tovertruc. (Spaans-schimmenspel)

Tijdsduur: ± 30 minuten.

Benodigdheden: Grote spot (60 W), doek van ± 2 meter hoog en ± 3 meter breed, verduisterbare ruimte, 2 tafels, diverse kleine voorwerpen, dekens of kleden, hoge hoed.

Voorbereidingen en didactische aanwijzingen:

bullet Zie voor de opstelling les één; "Schaduwontmoeting".
bullet Tussen de lamp en het doek staan in het tweede lesdeel de twee tafels naast elkaar opgesteld, zodat er een breed bovenvlak ontstaat. De verschillende attributen liggen op de tafel het dichtst bij de lamp, de ene tafel staat tegen het doek aan.
bullet De metamorfose; Een schaduw verandert door bijvoorbeeld een laken dat te voorschijn komt.
bullet De tovertruc; Je haalt iets achter een schaduw vandaan, dat een nieuwe schaduw werpt of pakt iets en laat het in de bestaande schaduw verdwijnen.

Beginsituatie en doelstelling:

bullet De kinderen hebben voorgaande lessen gevolgd en weten hoe ze een schaduwbeeld kunnen veranderen.
bullet De kinderen maken in een kort spel gebruik van het feit dat de ene schaduw in de ander kan verdwijnen of er uit te voorschijn kan komen. (Werken met de consequenties van het twee dimensionale karakter van het schimmenspel; de metamorfose en de tovertruc).

Lesverloop:

bullet Metamorfose. De kinderen krijgen de opdracht om achter het scherm met behulp van dekens of iets dergelijks, vanuit hun eigen schaduwbeeld een ander te maken. Bijvoorbeeld een groot gevaarlijk monster.
bullet Tovertruc 1. De tafels worden opgesteld. De kinderen krijgen de opdracht om iets uit de hoed te toveren zodat de groep goed kan zien wat het is. Vervolgens moeten ze langs de tafel te lopen om iets te pikken zonder dat de anderen zien dat het gepakt wordt. De anderen raden wat er weg is.
bullet Tovertruc 2; de operatie. Op de tafel het dichtst bij het scherm gaat een kind liggen, naast hem (aan de kant van de lamp) liggen verschillende attributen. De kinderen mogen nu proberen of ze deze attributen in schaduwbeelden uit het lichaam van de patiënt kunnen toveren.

Klik hier om terug naar het begin van de lessen voor de middenbouw te gaan.

 

Les 3: Dit ben ik! (Portretsilhouetten)

Tijdsduur: ± 45 minuten.

Benodigdheden: Voor ieder kind een A2 wit vel papier, potloden, zwarte verf, kwasten, per drie kinderen één spot.

Voorbereidingen en didactische aanwijzingen:

bullet De ruimte hoeft niet geheel verduisterd te zijn. Aan de wand moet voldoende ruimte zijn om de vellen papier op te hangen, bijvoorbeeld een kale wand in de gemeenschapsruimte. De lichtbronnen moeten stil staan (vastgehouden worden of vastgeklemd) en, op een afstand van ± één meter, loodrecht gericht zijn op het papier.
bullet Als deze faciliteiten niet haalbaar zijn, is het wellicht raadzaam om deze activiteit te combineren met andere, zodat niet alle kinderen tegelijk met deze opdracht werken.

Beginsituatie en doelstelling:

bullet Het is niet absoluut noodzakelijk dat de kinderen ervaring hebben met schimmenspel.
bullet Als inleidende les voor deze activiteit, kan les zes uit de onderbouw functioneren.
bullet De kinderen zien in deze les welke karakteristieke eigenschappen zijzelf, en-profiel hebben.

Lesverloop:

bullet De kinderen werken in drietallen. Steeds is er één kind dat zo dicht mogelijk bij het papier, zijn of haar hoofd en-profiel stil houdt. Een tweede tekent met potlood het profiel op het papier. Daarna wordt er gewisseld.
bullet Het tweede deel van de les bestaat uit het inkleuren met zwarte verf van het profiel.
bullet In de nabespreking komt aan de orde welke karakteristieken bepalend zijn voor de herkenning. (Verschillende portretten worden opgehangen.)

Klik hier om terug naar het begin van de lessen voor de middenbouw te gaan.

 

 

Les 4: Mijn hand wordt een pop! (handschaduwbeelden)

Tijdsduur: ± 30 minuten.

Benodigdheden: Verschillende spots, bladen met voorbeelden (te halen uit "Handshadows to be thrown upon the wall", deel 1 en 2 van H.Bursill of "Schimmenspel en het spelen met schaduwen" van H.Paërl) Zie de pagina met voorbeelden.

Voorbereidingen en didactische aanwijzingen:

bullet De bladen met voorbeelden moeten van te voren voldoende worden vermenigvuldigd (afhankelijk van het aantal kinderen). Des te donkerder het is, des te groter het bereik van de lamp, des te meer kinderen per lamp kunnen werken (maximaal acht per lamp van 40 W)
bullet De handschaduwbeelden kunnen overal op gemaakt worden; alle muren (ook met kasten of boeken er voor), het plafon (het beeld van een vogel), op de grond (een spin) of op een wit scherm (het scherm voor het spaans-schimmenspel kan hiervoor gebruikt worden).
bullet Er moet goed op gelet worden dat de kinderen niet voor de lamp gaan staan. Velen zullen dit onopgemerkt doen.

Beginsituatie en doelstelling:

bullet De kinderen moeten enige ervaring met maken schaduwbeelden hebben opgedaan en kennen de techniek van het vergroten en verkleinen van het beeld.
bullet De kinderen leren één of een aantal handschaduwbeelden maken en bedenken hiermee gezamenlijk een korte scene.
bullet De kinderen leren op kleiner niveau te manipuleren met schaduwbeelden.

Lesverloop:

bullet Als inleiding kan de leerkracht zelf één of meer handschaduwbeelden maken. Dit kan meteen na een diaserie (ook over een heel ander onderwerp), na de laatste dia. Herhaald moet worden wat er gebeurt als je dichter naar de lamp gaat en als je de handen draait.
bullet De kinderen expirimenteren vrij met het maken van handschaduwbeelden en krijgen daarna de opdracht om met behulp van de voorbeelden op papier, een aantal beelden uit te proberen.
bullet In tweetallen bedenken de kinderen met bewegende handschaduwbeelden een korte scene. Deze worden dan aan elkaar getoond, waarbij de anderen raden om welke gebeurtenis het gaat. Ook wordt er gekeken of het schaduwbeeld goed wordt gemaakt en goed beweegt.

Klik hier om terug naar het begin van de lessen voor de middenbouw te gaan.

 

 

Les 5: Schimpoppen voor een poppenspel. (Schimpoppen tekenen zonder bewegend deel)

Tijdsduur: ± 60 minuten.

Benodigdheden: Voor ieder kind een vel A4 zwart fotokarton, diverse kleuren cellofaanpapier, potloden, scharen, prikpennen, melkrietjes/satéstokjes, plakband, gedichten.

Voorbereidingen en didactische aanwijzingen:

bullet Het maken van de poppen gebeurt in het klaslokaal.
bullet In het klaslokaal liggen de spullen klaar voor het maken van de schimmen. De leerkracht heeft de gedichten uitgekozen en afhankelijk van het aantal verhaalfiguren, de klas in groepjes verdeeld van twee tot vijf kinderen (één kind kan ± twee poppen bespelen).
bullet Let er op dat de poppen niet te klein worden en dat ze geen details tekenen die ze niet uit kunnen knippen. De omtrekvorm moet gedetailleerd worden uitgewerkt.
bullet De poppen kunnen gecontroleerd worden door hem tegen het licht te houden, op een witte ondergrond te leggen of hem achter het doek te houden. Als de kinderen nog niet tevreden zijn, kunnen ze nog stukjes wegknippen of er weer opplakken.

Beginsituatie en doelstelling:

bullet De kinderen hebben ruime ervaring met schimmenspel en weten daardoor dat de karakteristieken in het silhouet het belangrijkste zijn.
bullet De kinderen leren silhouetpoppen (karakteristieken in contouren) tekenen en uitknippen, om ze vervolgens met kleuren van binnenuit te bewerken.

Lesverloop:

bullet In de groepjes bespreken de kinderen aan de hand van het gedicht welke poppen ze moeten maken (de leerkracht kan dit ook aangeven) en verdelen de taken.
bullet Ze tekenen het silhouet op het zwarte papier en knippen deze dan uit. Bepaalde onderdelen (bijvoorbeeld de vinnen van een vis of de bladeren van een boom) kunnen worden uitgeknipt of uitgeprikt en met cellofaanpapier worden ingekleurd. Verstevigingen kunnen met de melkrietjes of satéstokjes worden aangebracht.
bullet Met behulp van plakband wordt het melkrietje of satéstokje als handvat aan de pop gemaakt.
bullet De kinderen mogen de poppen (eventueel in de schimmenkast) aan elkaar laten zien.
bullet Zie les zeven; "Oefenen en optreden" voor het vervolg.

Klik hier om terug naar het begin van de lessen voor de middenbouw te gaan.

 

 

Les 6: Bewegende schimpoppen. (Schimpoppen tekenen met één bewegend deel)

Tijdsduur: ± 60 minuten.

Benodigdheden: Voor ieder kind een vel A4 zwart fotokarton, potloden, scharen, melkrietjes/satéstokjes/ijzerdraad, dun ijzerdraad (0,5 mm) als leidstaafjes, plakband, gedichten of verhalen, splitpennen, prikpennen.

Voorbereidingen en didactische aanwijzingen:

bullet Zie de voorbereidingen en didactische aanwijzingen uit les vijf; "Schimpoppen voor een poppenspel".
bullet Het lichaamsdeel dat moet bewegen mag niet een te smalle strook papier zijn, de splitpen kan er anders niet door. Het leidstaafje (dun ijzerdraad) wordt verbonden aan het uiteinde van het bewegende deel.

Beginsituatie en doelstelling:

bullet De kinderen hebben al eens eerder schimpoppen gemaakt en kunnen silhouetpoppen tekenen en uitknippen.
bullet In deze les leren de kinderen een pop met een bewegend deel te maken en zien ze dat de pop hierdoor levendiger wordt.

Lesverloop:

bullet Zie het lesverloop uit les vier; "Schimpoppen voor een poppenspel". Er wordt nu alleen niet met kleuren gewerkt.
bullet Als de poppen klaar zijn knippen de kinderen één deel (bijvoorbeeld een arm, een been of een hoofd) er van af. Daarna tekenen ze deze opnieuw (trekken over) op het karton met een extra stuk op de plaats waar hij was afgeknipt. Dit losse deel wordt op de pop gelegd en in beide delen wordt vervolgens een gat geprikt waar de splitpen door heen wordt gestoken en wordt omgebogen.
bullet Als de kinderen meerdere delen tegelijk willen laten bewegen, kunnen deze met het dunne ijzerdraad aan elkaar verbonden worden.
bullet Het leidstaafje wordt door een gaatje aan het uiteinde van het bewegende deel gemaakt.
bullet De kinderen mogen de poppen (eventueel in de schimmenkast) aan elkaar laten zien.
bullet Zie les zeven; "Oefenen en optreden" voor het vervolg.

Klik hier om terug naar het begin van de lessen voor de middenbouw te gaan.

 

 

Les 7: Oefenen en optreden. (Schimpoppen)

Tijdsduur: ± 60 minuten.

Benodigdheden: Schimmenkast (eventueel twee) met spotlight op de zijkanten voor de voordrager en muzikanten, verduisterbare ruimte.

Voorbereidingen en didactische aanwijzingen:

bullet In de verduisterde ruimte is de schimmenkast opgesteld, waar de kinderen voor kunnen zitten.
bullet De poppen mogen niet uit de grond komen/in de grond verdwijnen tijdens het opkomen en afgaan. Ook tijdens het spel moet de pop, ook als hij vergroot of verkleind wordt, goed op hoogte blijven. De pop moet zijn silhouet optimaal tonen (evenwijdig aan het speeldoek voortbewegen).

Beginsituatie en doelstelling:

bullet De kinderen hebben de poppen gemaakt en kennen globaal het verhaal of gedicht wat ze uitspelen.
bullet In deze les oefenen de kinderen voor het optreden, ze leren daarbij hoe een pop moet opkomen/afgaan, hoe de pop voort moet bewegen, het verhaal en spel op elkaar afstemmen.

Lesverloop:

bullet De kinderen oefenen aan de rand van de tafel. Ze doen als of de tafelrand, de rand van de schimmenkast is. Hij wordt het opkomen, afgaan en voortbewegen op hoogte al iets geoefend. Voornamelijk het afstemmen van verhaal en spel is belangrijk. De kinderen moeten keuzes maken: Wie draagt het gedicht voor? Wie bespeelt welke poppen? Wie maakt de muziek? (Als muziek gebruikt wordt)
bullet De kinderen oefenen in de schimmenkast. Nu kan het spel verder geperfectioneerd worden. De muzikanten en voordrager letten op de schaduw voor de kast om zo kritiek te kunnen geven.
bullet Het optreden. De hele groep zit voor de schimmenkast, steeds komt één groepje naar voren om te spelen. De muzikanten en voordrager gaan daarbij naast de kast staan, zodat ze het spel en de toeschouwers kunnen zien. Observatieopdrachten voor de toeschouwers zijn: Passen het verhaal, de muziek en het spel goed bij elkaar? Komen de poppen goed op en gaan ze goed af? Bewegen de poppen goed op hoogte? Zijn de poppen goed te zien?

Klik hier om terug naar het begin van de lessen voor de middenbouw te gaan.

 

 

Suggesties voor de middenbouw.

1. Lesbrieven.

Lesbrief 1: Poppen-spelen (voor de begeleider).

Lesbrief 2: Poppen-speler (voor de leerlingen).

Lesbrief 3: Poppen-theater (voor de leerlingen).

Lesbrief 4: Poppen-spel (voor de leerlingen).

Deze lesbrieven zijn een uitgave (uit 1985) van het poppenspelmuseum te Vorchten en op te vragen bij Otto van der Mieden, Kerkweg 38, 8193 KL in Vorchten (Gemeente Heerde) voor ¦ 3,50 per stuk.

Deze lesbrieven geven een theoretisch inzicht in het poppenspel en zijn verschillende verschijningsvormen. De lesbrieven kunnen gebruikt worden om de kinderen wat achtergronden te vertellen. Ook staan er voor de kinderen behoorlijk wat aanwijzingen in voor het maken van een poppenspel gecombineerd met spelaanwijzingen, die ze bij het vervaardigen van een spel kunnen gebruiken.

 

2. Een kort verhaal of gedicht uitspelen.

a. Een zelf geschreven verhaal.

De kinderen kunnen zelf een kort verhaal schrijven dat gebruikt kan worden voor het schimmenspel. Dit verhaal kan uit een vrije schrijfopdracht ontstaan. Ook kunnen de kinderen gericht over een bepaald onderwerp schrijven dat bijvoorbeeld in een bepaald project past. Bij het werken in groepjes moet er een keuze gemaakt worden uit de verschillende verhalen. De groepjes kunnen ook gezamenlijk het verhaal schrijven.

b. Een bestaand verhaal, gedicht of liedje.

De kinderen kunnen zelf de poppen maken bij een kort verhaal of gedicht. Bij bestaande verhalen of gedichten kan de nadruk komen te liggen op de speltechnieken.

 

 

3. Silhouet knippen.

a. Omslaan.

De kinderen krijgen een vel wit papier en een vel zwart dat precies half zo groot is als de witte. Het zwarte vel komt op de witte te liggen. De kinderen knippen figuren uit het zwarte vel. Dit kan vrij worden gelaten, maar ook naar aanleiding van een opdracht. Vervolgens slaan ze deze om, zodat ze precies omgekeerd op het witte gedeelte komen te liggen. Er mag niets geen papier worden weggehaald of toegevoegd. Let er op dat de kinderen niet te klein werken. Pas als het resultaat goed is, plakken ze dit vast.

b. Samenstellend knippen.

bullet Zie suggesties in de onderbouw.
bullet Een kind krijgt drie of vier stukjes zwart papier van de zelfde grootte (± 20 X 20 cm). Deze komen op elkaar te liggen. Vervolgens knipt het kind er één of meer vormen uit. Deze ontstaan in drie- of viervoud en moeten dan op een wit vlak tot een compositie gevormd worden. Dit laatste kan ook een groepsopdracht zijn.
bullet Het zwarte papier dat de kinderen krijgen wordt één keer gevouwen. Daar worden dan verschillende lichaamsdelen van een dier uit geknipt (deze ontstaan dus in tweevoud). Als alle lichaamsdelen uitgeknipt zijn, kunnen er uit de ontstane vormen twee dieren samengesteld worden. De opdracht kan zijn om deze in verschillende houdingen op te plakken. (Kan ook als groepsopdracht).

c. Reliëf knippen.

bullet Repen. Met behulp van witte repen van verschillende dikten, maken de kinderen een figuur op zwart karton. De repen blijven op hun snijkant staan door deze repen te krullen of te vouwen. Let er op dat de repen die gebruikt worden niet te lang zijn, dat geeft problemen bij het opplakken.
bullet Gevouwen/geritste stroken. Het witte papier kan op verschillende manieren omhoog gewerkt worden, zodat er reliëf ontstaat. Met een mes of schaar kan er geritst worden zodat het stukje papier makkelijk te vouwen is en iets omhoog kan staan. Rechthoekige vormen met twee gevouwen randen, driehoekige vormen met één vouw vanuit de punt, ronde vormen worden ingeknipt tot het midden en dan iets in elkaar geschoven, gebogen/slinger vormen worden geritst en iets in elkaar geduwd.

d. Toverfiguren knippen.

Zie de suggestie uit de onderbouw. Nu kan er gebruik gemaakt worden van grotere stukken, dunner papier (bijvoorbeeld 25 X 25 cm). Des te dunner het papier, des te meer keren kan het gevouwen worden. Het is verstandig de kinderen steeds het geknipte te laten controleren, door het papier open te vouwen. De vormen blijven nog abstract, maar niet willekeurig. Ze moeten het vlak zo goed mogelijk verdelen.

 

4. De lampion.

Voor het Sint Maarten feest, kunnen de kinderen een lampion maken van zwart karton. De lampion kan rond zijn (zonder vouw), drie- of meer hoekig. De kinderen krijgen een brede reep karton (± 25 X 60 cm), een extra stuk voor de bodem, potloden, scharen, cellofaanpapier en een stuk touw.

bullet Eerst wordt bepaald wat de vorm zal zijn. Afhankelijk daarvan, worden aan de lange onderkant de plakranden gemaakt (Bij een ronde een kartelrand, bij drie- of meerhoekige zoveel plakranden als zijkanten er zijn) en wordt de reep karton in verschillende vlakken gevouwen.
bullet Op de verschillende vlakken worden figuren getekend en uitgeknipt. Achter deze openingen wordt gekleurd cellofaanpapier geplakt, waar vervolgens weer zwarte vormen op geplakt kunnen worden.
bullet Aan een plakrand aan de korte kant van de reep karton wordt de vorm nu vastgemaakt en op de bodem geplakt. Aan de bovenkant wordt het stuk touw gemaakt, zodat er een handvat ontstaat. Als laatste moet de lamp in de lampion gezet worden.

 

5. Tekenopdrachten met contrasten en schaduwen.

a. Bordkrijt.

Met zwart bordkrijt op wit papier, of met wit bordkrijt op zwart papier een tekening maken. De kinderen leren werken met het contrast tussen zwart en wit en ervaren ook de verschillende grijstinten daar tussen.

b. Tekenen.

Als voorgaande opdracht, maar nu met potloden.

c. Krastechniek.

Een klein formaat papier wordt met zwart waskrijt helemaal zwart gemaakt. Een mengseltje van witte plakkaatverf en iets wasmiddel (ter verdunning) wordt met een zachte kwast geheel over het waskrijt gesmeerd. De kinderen kunnen nu met een krassend voorwerp (een kroontjespen of een prikpen) een tekening maken door de verf weg te krassen. Omgekeerd kan het ook met wit waskrijt en zwarte plakkaatverf.

d. Eigen schaduw.

Als het doek voor het spaans-schimmenspel of het doek over een stoel geplooid wordt en met een lamp wordt beschenen ontstaat er schaduwval. Als de lamp van plaats verandert, verandert de schaduwwerking van de plooien. De lamp kan vervolgens worden vastgezet en de kinderen kunnen het doek met het schaduwpatroon tekenen.

e. Slag schaduw.

Als voorgaande opdracht. Nu wordt een torentje van wc rollen of lucifer doosjes gemaakt. Deze wordt naast een wit vel geplaatst dat met vouwen gezigzagd is. De schaduw valt op het gezigzagde papier met behulp van een lamp.

 

6. Muziek.

a. Muziek bij een tekst.

Als de kinderen in groepjes een verhaaltje opvoeren kunnen een paar geluiden aan het verhaal worden toegevoegd. Alles moet van te voren gepland en ingestudeerd zijn, of in de tekst staan de instrumenten met tekeningen aangeduid, zodat de muziek ook "gelezen" kan worden. De muziek moet wel bij de tekst passen en deze aanvullen. Een muisje laat je niet voortbewegen onder begeleiding van de trom, maar met een zacht getik. De kinderen zullen in de meeste gevallen zelf de juiste sfeer voor de begeleidende muziek weten te vinden.

b. Muziek zonder tekst.

Een tweede mogelijkheid om muziek bij het schimmenspel te gebruiken, is om de muziek (die een bepaalde sfeer heeft) als uitgangspunt voor het spel te nemen. De kinderen kunnen experimenteren met het op elkaar afstemmen van de muziek en het spel. Het spel heeft in deze vorm de functie een bepaalde sfeer op te roepen met schaduwbeelden. De fantasie van de kinderen kan bijzonder geprikkeld worden.

 

 

7. Onder- bovenbouw.

Veel suggesties uit de onder- en bovenbouw zijn in de middenbouw ook te gebruiken.